De kwaliteit van een coact

§ 11 – De kwaliteit van een coact

Wij gaan er van uit dat alle coacten (zie tabel 3) evenwaardig zijn, d.w.z. dat elke coact in wezen een constructieve bijdrage kan leveren tot het tussenmenselijk verkeer, en dat eveneens elke coact zich kan lenen tot een destructieve aanwending. Natuurlijk stelt zich in de praktijk voortdurend de vraag naar de waarde en de kwaliteit, de toelaatbaarheid en de wenselijkheid van deze of gene coact. Hierbij stelt zich niet enkel de ethische vraag naar het wel of niet geoorloofde van een coact, maar ook de agogische en pedagogische vraag naar de zin en betekenis van deze coact binnen deze context, en de stimulering of de afremming ervan. Daarenboven stelt zich dan ook nog de vraag welk soort coact geestelijk gezond is en welke coactvorm als pathologisch getaxeerd moet worden.

Alle coacten in principe gelijkwaardig zijnde, moet hun geoorloofdheid, hun kwaliteit en hun waarde afgemeten worden aan een aantal eigenschappen die gelden voor eender welke coact. De “kwaliteit” is de relatieve goedheid van de coact. De coact moet zich existentieel kunnen verrechtvaardigen, d.w.z. dat de persoon die deze of gene coact actualiseert, moet kunnen verantwoorden dat de coact, binnen de gegeven omstandigheden, goed is zoals hij is, dat de vorm waardoor hij bestaat duidelijk maakt dat er goede reden is om hem te laten zijn zoals hij er is…

Gesteld in termen van interpersoonlijke omgang is de kwaliteit van een coact af te lezen van de aan- of afwezigheid van een aantal eigenschappen. Met een omschrijving van deze eigenschappen kan er een gradatie van kwaliteit worden aangegeven, gearticuleerd volgens zes stappen. Daarbij spelen alvast twee dimensies een rol, nl. de mate van constructiviteit en de sterkte van de impact van de coact. In een matrix kan de samenhang van deze twee dimensies worden geïllustreerd.

Fig.7 – Een matrix voor de kwaliteitsgradatie van een coact

We onderscheiden met behulp van deze twee dimensies zes gradaties waarvan er twee als constructief gelden (code +2 en +3), twee als onconstructief of triviaal (code -1 en +1), en twee als destructief (code -2 en -3).

VORMKRACHT (+2)

Een coact krijgt vorm door net activeren van zijn intrinsieke componenten (coactiewijze x inzet x kanaal) én door de eigenschappen van dit activeringsproces zelf. Een van de eigenschappen van de coactie is de vormkracht ervan, d.i. de kracht van de coactie voor zover die uitstraalt door de specifieke verschijningsvorm ervan.

Hoe groter de betrokkenheid is van P op A, omwille van diens aantrekkelijkheid, diens vertrouwdheid, diens stijl van omgaan, des te makkelijker zal P zijn coacten richten op A, en des te bereidwilliger zal hij toegankelijk zijn voor de coacten van A naar hem toe. Het maakt niet uit wie met een coactie de ontmoeting initieert, of wie er eerder op reageert. Er heeft een wederzijdse interactie plaats die, als een circulair proces, aan elke betrokkene toestaat te doen wat hij doet.

De vorm heeft over het algemeen meer kracht wanneer er in de persoon een predispositie aanwezig is (41) tot het makkelijk mobiliseren van de gekozen coactie. De term “ax” wijst op het aanwezige potentieel tot coactie. Hoe meer positieve ervaringen een mens opgedaan heeft met een bepaalde coactie, en des te meer vaardigheid hij er mee heeft verworven, des te zekerder zal hij de vormgeving ervan, geolied en opgepoetst, klaar hebben Iiggen in zijn coactenkast. Met een woordspeling gezegd: de ax wordt snel een actie (axie), en in samenspel met anderen een coactie (co-axie).

Naarmate de persoon P de coact helder en expressief tot uiting brengt, zal deze coact makkelijker waarneembaar en verstaanbaar zijn. De communicatie weze zo concreet en beeldend mogelijk om door zijn eenvoud en eenduidigheid zuiver afgelijnd naar voren te komen als een heldere “Gestalt” binnen de soms warrige context. Alle communicatiekanalen delen dezelfde boodschap mee: er is congruentie tussen de mimiek, de gebaren, de stemintonatie en de tekst (zie § 9). De coactie heeft daadkracht. Zij is efficiënt en doeltreffend. Zij brengt bij A, de ander, teweeg wat zij er teweeg wil brengen. Zij heeft uitstraling.

De coactie is krachtig van vorm wanneer zij van binnenuit gedragen wordt. Men staat dan onverdeeld achter dat wat men doet. Men is met zichzelf in het reine omtrent datgene wat men doet. Dit geeft een vaste grond om op te staan, en ruimte om te bewegen. De coactie getuigt van persoonlijk engagement. Wanneer de coactie geboren en gedragen wordt in het meest centrale en geïntegreerde deel van onszelf, zegge wanneer zij vanuit het hart komt, dan straalt ze van-zelf-sprekend waarachtigheid en authenticiteit uit. De kwaliteit merkt men aan het soepele, spontane, geïntegreerde van de coactie. Zij kent diepgang, doortastendheid, ernst, en is terzelfdertijd Ios, speels-creatief, origineel en persoonlijk.

Kortom, merkt men dat een coact deze vormkracht heeft, dan is bijvoorbeeld het geven van een informatie (Glv) meer dan het geven van informatie, het is een ontmoeting met het hart van een mens. Toch verwart men niet het gedrag en de persoon. Heeft men kritiek (AP), dan wordt deze gericht op een bepaald gedrag van de persoon, een facet van zijn persona, terwijl men de persoon als persoon intact Iaat. Wie iets doet is meestal beter dan wat hij doet. Wie op bezoek komt (GAb) is meer dan louter een bezoeker.

WIJSHEID (+3)

Een wijze mens wordt erkend aan het geduld, de originaliteit en de veelzijdigheid waarmee hij complexe levensproblemen benadert. Gelouterd door eigen levenservaring en vertrouwend op een scherpe intuïtie, weet hij naadloos aan te sluiten bij de belangen van de betrokkenen. Zijn coactie speelt feilloos in op de door anderen nog niet opgemerkte mogelijkheden van de situatie.(42)

Coacten die uitzonderlijk goed afgestemd zijn op de sociale context, die de nodige vormkracht hebben, en die uitblinken door hun soepelheid en wendbaarheid, door hun durf en voorzichtigheid, door hun verrassende en innoverende impact, zulke coacten kunnen getaxeerd worden als zijnde wijs.

ZWAKHEID (+1)

In onze mars dragen wij ook coacten mee van een mindere kwaliteit. Zij zijn onhelder, meerzinnig, verward. Zij zenden via de verschillende kanalen tegengestelde boodschappen door. De voorzitter zegt dat de besluitvorming goed vordert (NSv), terwijl hij stiekem naar zijn horloge kijkt en met moeite een geeuw onderdrukt (LS-sg). Hij zegt zomaar iets, misschien om zichzelf moed te geven. Men gedraagt zich zwak, onzeker, niet transparant. Het lijkt alsof men de situatie niet overziet, alsof men er door meegesleurd wordt, zodat men wel reageert, maar niet vanuit een innerlijke aansluiting. De coactie zal dan ook weinig bereiken. De impact ervan is klein.

Typisch voor deze zwakheid is het re-actieve, d.w.z. dat men voorgeeft om alleen maar te kunnen reageren, dat men alle verantwoordelijkheid voor wat men doet, bij de ander legt. “A handelt zo…, zegt P. Dus kan ik als P niets anders doen dan reageren op de wijze van…”. Primus (P) verklaart zichzelf tot onvrije persoon die de zelfbeschikking uit handen geeft, en die authenticiteit inwisselt voor onverantwoordelijkheid. Wij kunnen P confronteren met het gegeven dat, al doet Alter (A) ons van alles aan, P de vrijheid, en de verantwoordelijkheid heeft om daarop te reageren met een coactie van eigen keuze.

De coactie is soms onderhevig aan een gemoedsstemming (43). Als een diffuus gevoel kan de stemming gekleurd worden door het hele gamma van vriendschappelijke, vijandige, en uitwijkende axen in hun constructieve of destructieve vorm. Door het diffuse hebben noch P noch A vat op wat er tussen hen aan de hand is. Binnen zo’n gemoedsstemming zijn alle coacten zwak.

ANONIMITEIT (-1)

Bij een totaal gemis aan betrokkenheid komen we op een nulpunt. De omgeving verwacht een coactie, maar deze blijft uit. Er ontstaat een vacuüm. Of de coactie is dermate afwezig, zonder ziel, onpersoonlijk, zodat ze anoniem en wezenloos wordt. In plaats van verse groenten krijgen we conserven voorgeschoteld. De protagonist P neemt wel een interactief rolletje op zich, omdat hij er moeilijk kan aan ontsnappen, maar het is een “ingeblikte” rol, die terugvalt op de automatismen van de gebruikelijke patronen. “Het is de gewoonte geworden dat ik elke dag de ontbijttafel klaar maak (GDb), dus zal ik het nu ook maar doen (zucht) (GDb-1). Men vliegt op de automatische piloot. Men doet niet écht wet men doet. Men droomt ondertussen weg, men is verstrooid, men kan niet mee, men is er niet bij. Destructief kan men het bezwaariijk noemen, wel totaal onproductief.

DRUK (-2)

De diskwalificatie van een coact begint met het uitoefenen van druk op een ander. Onder druk verstaan we de aandrang en de persistentie waarmee P een bepaalde coactie wil verkrijgen vanwege A (44). Iemand met een relatief zwak coactievermogen kan grote druk uitoefenen. Een baby bijvoorbeeld, kan door zijn vraag naar een speeltuig of voedsel (NGv-2), een dusdanige activiteit aan de dag leggen om de houding van de ouders te veranderen dat deze het gevraagde niet langer kunnen achterhouden (niet meer HGb). De druk is hoger naarmate scherper de noodzaak gevoeld wordt om het gemis aan kracht te compenseren. De druk is makkelijk waarneembaar doordat de coactie drammerig, krampachtig, verhevigd is en met een te grote frequentie en herhaling voorkomt. Door de druk die P op A uitoefent, heeft A het moeilijk om de ruimte te behouden voor een reactie met kwaliteit. P overspoelt, palmt in, drijft A naar een reactie van tegendruk.

Wie druk uitoefent wordt vaak daartoe gedreven door een idiosyncrasie, een overgevoeligheid voor bepaalde coacten van A waardoor P op een abnormaal sterke wijze A’s gedrag wil veranderen. Doordat men voor een bepaald gedrag allergisch is, mobiliseert men alle interactief beschikbare middelen, meestal met het omgekeerde resultaat. De gedrevenheid ontsnapt bij wijze van spreken aan de vrije wil en lijkt op een tornado waarvan men de oorsprong niet kent. Het is een hardnekkige vasthoudendheid die zich niettegenstaande alles toch wil doorzetten.

STUWING (-3)

De ware pathologie van een coact is te herkennen aan de stuwing ervan, die geen tegenspraak duldt. Ruziënde partijen beseffen niet dat de escalatie van hun hard geroep, hun gevloek en gestamp, en de voortdurende herhaling van steeds dezelfde boodschap alle kwaliteit mist, en dus geen echte interactie bewerkstelligt. Wel is de impact groot, waardoor de ander onvrij wordt gemaakt. In het ergste geval beleeft de protagonist P zichzelf als overgeleverd aan krachten buiten zichzelf die maken dat hij niet anders kan doen dan wat hij doet. Uiteindelijk is het een onderliggende, diepe angst van een drenkeling die in paniek een vermeende reddingsboei vastgrijpt om zich met deze gestuwde coact in leven te houden. Met deze stuwingsproblematiek belanden we in de psychiatrische wereld.

GRADATIES VAN KWALITEIT

De toename of afname van de kwaliteit van onze coacties is een centrale vraag voor begeleiding, training en psychotherapie. Voorlopig moge het volstaan om de kwaliteitsgraad te kunnen waarnemen en noteren. We kunnen de zes vernoemde graden van kwaliteit vergelijken met de verschillende stations van een lift in een gebouw met drie verdiepingen en twee kelderniveaus.

Niveau +3 : de coactie is krachtig en wijs

Niveau +2 : de coactie is krachtig

Niveau +1 : de coactie is zwak

Niveau -1 : geen coactie merkbaar

Niveau -2 : de coactie is drukkend

Niveau -3 : de coactie is gestuwd

Stel dat Prima of Primus (P) een voor haar of hem onbekende groep vervoegt. P komt, bij wijze van spreken, binnen langs de ondergrondse parking. Op dit niveau -1 geeft P enkel uitdrukking aan onpersoonlijke, formalistische, niets zeggende coacties. Door toename van vertrouwen en/of sociale vaardigheid kan P met de lift de hogere niveaus van coactiekwaliteit bereiken. Maar bij een toename van stress, vermoeidheid of teleurstelling kan de lift ook naar beneden zakken.

Geef een antwoord