§ 10 – Een kringmodel als classificatie van interpersoonlijke mechanismen
Psychologen en psychiaters die, in de lijn van H.S. SULLIVAN, de psychiatrische problematiek benaderen als interpersoonlijke moeilijkheden, zochten naar een beschrijving van de persoonlijkheid in termen van interpersoonlijk gedrag. Zoals de antropologen zochten ze naar observatiemethoden en classificatiesystemen. Zo zochten ook de psychologen en de gedragswetenschappers met hun methoden hoe ze zicht, overzicht en inzicht konden bekomen over de mens-mens-relatie.
Een van de meest productieve ploegen was deze van de Kaiser Foundation in Californië, waar tussen 1948 en 1953 onder het stimulerend leiderschap van Hubert COFFEY de doctorale proefschriften van Mervin FREEDMAN, Timothy LEARY en Abel OSSORIO gewijd werden aan de systematische observatie, de theoretische en de methodologische aspecten van de interpersoonlijke gedragingen van psychiatrische patiënten en van gezonde mensen. Een eerste gezamenlijke publicatie verscheen in 1951. (36)
Voor wat de classificatie betreft gingen zij uit van een rooster met vier kernwoorden op twee assen: dominantie vs. onderschikking, en haat vs. liefde. Dit is een klassiek assenstelsel, dat te voorschijn was gekomen bij vele statistische factoranalyses. De ruimtes tussen de vier polen werden vanuit een klinische intuïtie opgevuld met categorieën die een combinatie zijn van de twee nabije kernwoorden. Zo vertegenwoordigen de mechanismen van “ondersteuning” de vermenging van liefde en dominantie; deze van “verwerping” de vermenging van dominantie en vijandigheid, enz (37). Tussen elk van deze taxa (fig. 5) was er nog plaats voor een verdere tussenvorm, hetgeen leidde tot een kring met zestien categorieën, gecodeerd met de letters A tem P.
Fig.5 – De kringloop van de Kaiser Foundation
De naast elkaar liggende taxa correleren uiteraard vaker met elkaar dan met andere taxa. Vandaar dat men de statistisch gestaafde circumplexe structuur is gaan toepassen op vele soortgelijke verzamelingen van interpersoonlijke gedragingen. Onder verschillende bewoordingen duikt telkens weer de as op met links de vijandigheid en agressie, en met rechts de liefde en het samenzijn. Een zelfde as TEGEN-SAMEN is ingebouwd in de axenroos (zie fig.3) De as Boven-Onder wordt in de axenroos niet begrepen als een macht-onmacht-dimensie, maar als het onderscheid tussen zij die wel beschikken en zij die niet beschikken over de inzet van de uitwisseling. In andere kringlopen wordt deze verticale as benoemd door de twee polen “autonomie” en “controle”. (38)
Een belangrijke bijdrage van de studies in de psychiatrie is het inzicht dat elke coactie een gezonde, sociaal aangepaste, constructieve uitdrukkingsvorm heeft en daarnaast een ongezonde, verkrampte, pathologische, destructieve uitdrukkingsvorm kent. Onze aanwezigheid geven (GAb) is fijn; maar ze te pas en te onpas opdringen (GAb-2), er mee overdrijven, er de ander onvrij door maken, dat zijn geen constructieve coacties meer. In het standaardwerk van de Kaiser Foundation geeft Timothy LEARY een gradatie aan met vier trappen. Als voorbeeld:
1. bekwaam om opdrachten te geven
2. krachtig en goed leiderschap, houdt van verantwoordelijkheid
3. bazig, dominant, organiseert het voor de anderen
4. dictatoriaal.
Deze glijdende schaal van relatief gezond tot verkrampt gedrag vindt uiteraard zijn toepassing bij het stellen van een psychiatrische diagnose, maar zal ook nuttig blijken te zijn bij de volwasseneneducatie en de preventie van pathologie.
FREEDMAN, LEARY en OSSORIO benadrukken dat het gaat om “interpersoonlijke mechanismen”. Tegenover elk taxon staat een complementair taxon of een tegengesteld taxon.
Fig.6 – De interpersoonlijke mechanismen (37)
Daar het bij deze onderzoekers te doen is om beschrijvingen van de menselijke persoonlijkheid, weliswaar in interpersoonlijke termen, neigt de taxering van het waargenomen gedrag te verschuiven naar een beschrijving van persoonlijkheidstrekken. Voor hen gold als regel dat een goede theorie over de menselijke persoonIijkheid onvermiddeld relevant moet zijn voor het maken van een diagnose (40). “We botsen hierbij op het feit dat vele concepten die bruikbaar zijn vanuit een zuiver begrijpend en intuïtief oogpunt, vanuit een wetenschappelijk oogpunt moeilijk operationeel te maken zijn. Anderzijds lijken de concepten die rechtstreeks operationeel geformuleerd en gekwantificeerd kunnen worden, voor de clinicus minder verklarend vermogen te hebben” (40). Bij ons, zoekend naar een goede pragmatische én inhoudelijke taxonomie, hopen we zowel de wetenschapper ais de clinicus tegemoet te kunnen komen.