Tijdschrift voor Relatie-Ontwikkelîng (15 augustus 1995)
Copyright: Relatie-Studio Gent
Men kan maar kennen wat men liefheeft.
Het mythisch verhaal van Orpheus en Euridikè illustreert het spanningsveld tussen twee verschillende wijzen om de werkelijkheid en de medemens te benaderen. Orpheus is de zanger die alles beschrijft en bezingt, die het wezen der dingen langs buiten om tot uitdrukking brengt. Euredikè is de stille bezielster, die van binnenuit contact maakt met al wat is.
Het Euridikè-bewustzijn
Euridikè verpersoonlijkt het menselijk bewustzijn voor zover dit zich laat inpalmen door datgene wat het ontmoet. Euridikè is het gemoed dat de werkelijkheid in zich opneemt, ze gevoelsmatig betast, de innerlijke kwaliteit ervan proeft alvorens ze tot het rationele bewustzijn toegang te verlenen. Dit weten kom je pas te weten doordat je ervaart dat de werkelijkheid die je ontmoet je in je gevoel aanspreekt.
Men kan ook zeggen dat de werkelijkheid, als ze van buitenuit op je af zou komen, eerst in jezelf tot werkeliikheid moet worden om ze met een Euridikè-bewustzijn bewust te worden. Of dat je er gelijk moet aan worden om ze te begrijpen. Of dat je er ‘in voeling’ moet mee komen.
Het is het bewustzijn dat kent doordat het liefheeft, omdat het zich alleen maar vanuit liefde helemaal ontvankelijk maakt voor het wezen van de ander. Het is daarom ook bij uitstek datgene wat je binnen een liefdesrelatie vanuit je ervaring met de ander te weten komt. De wezenlijke hoedanigheden en hebbelijkheden van de partner komen mijn bewustzijn pas binnen als ze in mezelf een soortgelijke resonantie opwekken. Bepaalde facetten van je partner, de betrokkenheid van een oogcontact, de soepelheid van een armbeweging, de frisheid van een huid, kunnen je kraken tot diep in je gemoed.
Er begint iets in jezelf mee te trillen aan betrokkenheid, beweeglijkheid, frisheid. Deze resonantie doet zich voor met een minimum aan communicatie (zie MMW 612). Het is de innerlijke gewaarwording van datgene wat er in jezelf gebeurt naar aanleiding van een contact met datgene wat je als iets gelijkaardigs buiten jou, in de ander, waarneemt.
Het Euridikè-bewustzijn probeert zich empatisch zo gelijk mogelijk te maken aan de werkelijkheid van mensen en dingen, zodat het er vanuit zijn innerlijke gewaarwording contact mee kan opnemen. Het kent de dingen voor zover het er gelijk aan wordt. Het wordt zich bewust van de werkelijkheid voor zover het de werkelijkheid in zichzelf opneemt. In de taal van het intrapsychische heet het dat je de werkelijkheid ervaart voor zover je ze introjecteert of verinnerlijkt tot iets van jezelf. De werkelijkheid wordt dan beleefd als binnengekomen in je hart. Haar werkelijkheidsgehalte wordt ingeschat door de mate van deugd die je er wel of niet aan beleeft.
Dit Eurîdikè-bewustzijn is sterk aanwezig in het Hermeneutisch denken, in het vroegchristelijk ervaringsgeloof (2), in de Chassidische traditie (1), het Soefisme, het bidden vanuit ‘het hart’ (3), en de mystieke tradities zoals de Rijnlandse en Vlaamse (5). Volgens deze tradities kan de diepere werkelijkheid ervaren worden voor zover het menselijke bewustzijn er binnenin zichzelf een bedding voor vrijmaakt. De bedding neemt vorm door er te zijn voor de stroom. Het geestelijke, de ziel der dingen, het diepere leven, het goddelijke, dit soort werkelijkheid wordt beleefd als zijnde aanwezig buiten ons bewustzijn, maar kunnende daarin binnenvloeien in de mate wij er van binnenuit gelijk aan worden.
Het Orpheus-bewustzijn
Orpheus verpersoonlijkt het bewustzijn dat de concreetheid van de werkelijkheid buiten ons aanschouwt, met woorden omschrijft, in ritmische systemen weet te vangen. Orpheus bezingt het wezen der dingen zonder deze in het eigen gemoed te lntrojecteren. Hij wandelt door de natuur en de steden, hij laat ze buiten zijn eigen hart. Hij beschrijft wat er objectief op hem afkomt. Hij benadert de werkelijkheid voor zover deze op zichzelf bestaat, los van onze subjectieve interpretaties ervan, en op deze wijze is de werkelijkheid ook grandioos en fascinerend.
Dit op de objectiviteit gerichte bewustzijn heeft geleid tot de fabuleuze groei van de positieve wetenschappen. Hel bracht orde, systematiek, voorspelbaarheid, controle, beheersbaarheid, techniciteit. Het vierde zijn hoogste triomfen in de technische prestaties van het moderne tijdperk. Maar de postmoderne mens wordt geconfronteerd met chaos, veranderlijkheid onevenwicht en catastrofen.
Rondom deze vaststellingen worden nieuwsoortige wetenschappen ontworpen. Het menselijk subject wordt deel van de wetenschap omdat het subject mede de werkelijkheid ontwerpt en bepaalt. Ook al probeert men zoveel mogelijk de invloed van de waarnemer uit te schakelen, zijn aanwezigheid beïnvloedt hel te onderzoeken object, al was het maar door de vragen die de onderzoeker zich stelt.
Vandaar dat Orpheus en Euridikè misschien niet zo ver van elkaar woonachtig zijn. Het onderscheid tussen deze twee wijzen van kennen (zie MMW 022, pp. 1-2) werd reeds in hel begin van de twintigste eeuw gesignaleerd (1). En sindsdien onderscheidt men enerzijds de objectief, positief wetenschappelijke benadering van de werkelijkheid, en anderzijds de ervaringsgerichte, bejegenende benadering van de werkelijkheid (2).
Deze laatste geesteshouding werd door het objectief ingestelde bewustzijn als zweverig en onwetenschappelijk van de hand gewezen. Het kwam terug bovengronds tijdens de romantiek. Maar de romantiek splitste het Euridikè-bewustzijn af van de externe wereld en lokaliseerde het in de innerlijke ziel van het subject (4). Het ervaringsweten werd opgesloten binnenin de mens en zijn gevoelens, los van de waarneming. De romantieker COLDERIDGE was de eerste die van zelfrealisering sprak, en HOPKINS was de eerste die gewaagde van individuatie.
Zijn beide bewustzijnen dan dusdanig aan elkaar tegengesteld dat zij onverzoenbaar blijken? Of zijn zij door de postmoderne mens tot een integratie te brengen?
Het huwelijk van Orpheus en Euridikè
Orpheus en Euridikè vinden elkaar, zij worden door Eros geraakt en huwen. Geïnspireerd door de innerlijke ontroering van Euridikè weet Orpheus de juiste woorden en melodieën te vinden om het wezen van de werkelijkheid weer te geven. Het is vanzelfsprekend dat iemand die deze twee bewustzijnen in zich verenigt één van de grootste dichters moet zijn, zoals bv. GOETHE was.
Maar zo’n huwelijk als dat van Euridikè en Orpheus is kwetsbaar. Reeds op de huwelijksdag zelf wordt Euridikè in de enkel gebeten door een giftige slang. Zij daalde meteen af naar de onderwereld. Zij verlaat het objectieve en concrete van de bovengrondse wereld. Zij verblijft in de psychologische diepte van de ondergrond en verwijlt er in het gezelschap van de oerwijze Aristeus. Euridikè is zich bewust van diepere ervaringen maar heeft er geen woorden voor. Zij staat symbool voor het onderbewustzijn van de mens.
Orpheus doolt rond zonder Euridikè. Hij ziet nog altijd dezelfde natuur en hij trekt door dezelfde steden, maar het heeft allemaal geen ziel meer omdat hij zijn eigen ziel kwijt is. Het is allemaal neutraal, geobjectiveerd, bestaande buiten zichzelf. Hij voelt er zich niet op betrokken. Hij wordt er niet meer door aangesproken. Hij hoort geen stemmen meer. Zijn muze zwijgt.
Orpheus heeft daarbij wel de tegenwoordigheid van geest om het gemis te beseffen. Als de natuur en de bewoners der steden niet meer zijn hart raken, dan sterft zijn poëzie. Orpheus, de grootste dichter aller tijden, besluit om zijn gemis aan inspiratie toe te geven. Hij gaat de enige weg die hem kan redden, de weg naar de onderwereld. Hij wil in contact komen met zijn diepere angsten en emoties. Hij is als zo · menig mens die zijn bezieling slechts terug kan vinden door te durven afdalen naar de dieptepsychologische ondergronden van het eigen bestaan.
Orpheus wordt geconfronteerd met de dood. Maar hij weet, aan de grens van het leven gekomen, door zijn muziek Hades en Persephonè te charmeren zodat hij zonder te sterven tijdelijk de onderwereld mag bezoeken om er Euridikè te zoeken. Op zijn zoektocht in het ondergrondse komt hij allerlei Furieën tegen, vreemde angsten en hartstochten. Hij ontwijkt hen niet en weet hen zelfs met zijn muziek tot tranens toe te bewegen zodat zij hem doorlaten. Een ernstige zelfconfrontatie doet pijn en verwekt tranen.
Gelouterd komt hij bij de wijze Aristeus aan. Deze kent Orpheus’ neiging om alles onder controle te willen krijgen. Hij staat toe dat Euridikè terug naar de bovengrondse wereld meegaat op één voorwaarde: dat Orpheus niet omkijkt of Euridikè hem wel volgt, tot zij bovengronds aangekomen zullen zijn. Euridikè is zielsblij dat haar man haar uit de onderwereld bevrijdt en weer stem geeft aan haar innerlijke beleving.
De scheiding van Orpheus en Euridikè
Euridikè stapt achter Orpheus aan, zwijgend, met stille tred. Orpheus heeft er vertrouwen in. Hij gelooft dat zij hem volgt. Maar hij kan het niet bewijzen. Er is geen objectieve vaststelling van het feit dat zij volgt. Hoe dichter Orpheus de bovengrond nadert, hoe sterker zijn onzekerheid wordt, en hoe groter zijn wantrouwen.
Orpheus kon het niet nalaten om te kijken. En sinds dat moment is Euridikè weer ondergronds gaan leven, in diepe wijsheid, maar onbelichaamd, zonder taal, onuitgesproken, onzichtbaar, ontastbaar, niet gematerialiseerd. Euridikè is in Orpheus’ bewustzijn slechts aanwezig als een onvoldaan verlangen, een pijnlijk gemis, een onwezenlijke mystificatie.
Zo ontstaat de splitsing tussen binnen en buiten, tussen ervaring en waarneming, tussen ontmoeting en bestudering. Omdat het bejegenende bewustzijn en het objectiverende bewustzijn van elkaar gescheiden worden lijkt het alsof er twee verschillende werkelijkheden zouden bestaan, deze van het lichaam en deze van de ziel.
Deze dualiteit is een fictie, ontsproten aan de scheiding van deze twee bewustzijnshoudingen. Door deze tweedeling krijgen wij te maken met enerzijds een geobjectiveerde materialiteit zonder ziel, en met anderszijds een zweverige spiritualiteit zonder grond onder de voeten. Beide bewustzijnen gaan elkaar wantrouwen, als ze mekaar, in het ergste geval, al niet verketteren.
De hereniging van Euridikè en Orpheus
Het Euridikè-bewustzijn en het Orpheus-bewustzijn kunnen enkel herenigd worden door liefde. Je kan de werkelijkheid maar in waarheid en waarachtigheid kennen als je haar liefhebt. Je kan maar weet hebbèn van wat er werkelijk leeft in mensen en dingen als ie hen een warm hart toedraagt. Je leert alleen maar datgene kennen waar je met toewijding en zorg en respect mee omgaat, zonder daarbij je alerte en kritische geest opzij te laten.
Het ontwerpen van de bejegenlng is onze poging om de werkelijkheid terzelfdertijd én vanuit Euridikè én vanuit Orpheus te benaderen. Respect, erkenning en verwondering zijn de basishoudingen bij het bejegenen. Wij stellen ons ontvankelijk open voor de resonantie die het waargenomene in ons opwekt, maar wij blijven het ook kritisch toetsen. Staan wij tegenover een persoon, dan toetsten wij de waarneming en onze indrukken aan de intenties van die ander. Wat wij als Euridikè ervaren dient door Orpheus concreet en lijfelijk bevestigd Ie worden.
De zo objectief mogelijke waarneming gaat gepaard met een empatische verinnerlijking van de kwaliteiten van de medemens en de dingen. Je kan zeggen dat je zodoende contact maakt met wat voor jou het wezen der dingen is: de boodschap waardoor je geraakt en aangesproken wordt, of deze pijnlijk zij of gelukkig makend.
Dit nieuwe, integratieve weten zal veel creativiteit losmaken en ook veel leugenachtigheid blootleggen. Zoals het scheppende je zal vernieuwen tot in elke vezel van je lijf, zo zal ook de pijn van de leugen zich laten voelen tot in het merg van je beenderen. Orpheus en Euridikè zingen ook protestsongs tot bevrijding uit het karkas van de materialistische moderniteit. Het mercantiele opportunisme, de . vastliggende methodieken, de soevereiniteit van het objectiverend denken, het zijn zovele leugens. Zij worden door het postmoderne, wankelende tijdsgewricht ontmaskerd.
In kunstenaarsmiddens leeft een listige, slimme en sluwe neiging tot ontmaskering van de leugens van hel eenzijdige Orpheus-bewustzijn. De hedendaagse kunstenaar sluipt de onderwereld binnen om er de nog steeds levende Euridikè n”aar boven te brengen. Hij kijkt niet om of zij hem volgt. Hij gelooft er in.
In zijn tocht naar de bovengrond is zijn weten nog niet helder. Er zijn nog geen antwoorden. Het verder verloop van de tocht is onvoorspelbaar. Hij neuriet een melodie die haar vorm zoekt en waarvan de tekst nog onvast is en voorlopig. In de context van wetenschap noem je het de aarzelende intuïtie die een nieuwsoortige vraagstelling formuleert. Het is de prerationele fase waarbij de kunstenaar of de wetenschapper een spoor ruikt dat onklassiek. vreemd. innoverend, meerduidig, verwarrend is. Een spoor dat het voordien gekende tot leugen maakt. Een spoor naar een nieuwe postmoderne kwaliteit (6).
De doodgewaande ziel komt weer te voorschijn, niet als een onbelichaamde wezenheid die zich nestelt in een lichaam, maar als de ervaarbare uitstraling van mensen en dingen. Deze ziel zal je ontmoeten in de mate je je eigen hart er voor openstelt. Het gelijke wordt gekend door her gelijke. Als je in je hart en nieren, in je ziel, een bedding gegraven kan worden door datgene wat je in jezelf binnenlaat, dan gelijkt de vorm van die bedding op de vorm van de stroom die er doorheen stroomt. En dan is de vorm in je bewustzijn gelijk aan de vorm van de werkelijkheid voor zover die je raakt.
De persoonlijke beleving kan nooit voorwerp zijn van een positief wetenschappelijke studie. Je hebt bv. op dit moment een dikke bamboestok in je hand. Dit is een concreet en reëel gegeven. Je voelt iets met je huid. Je ervaart steun, stevigheid, of je hebt een andere gewaarwording. Je hebt er deugd van, of het stoort je. Orpheus bezingt de bamboestok zoals hij er van buiten uitziet. Euridikè fluistert hem in het oor wat zij er via haar hand, binnenin zichzelf van gewaar wordt. Met deze slimmigheid verrast zij de goegemeente die toekijkt en die zelf in jaren geen bamboestok in de hand had. En zij brengt ziel in Orpheus’ zang over het bamboebos.
- Martin BUBER, Zur Geschichte des dialogisèhen Prinzips, Heidelberg, lambert Schnieder, 1973 (3}, pp. 308-309
- Ferdinand CUVELIER, Jezus Mysticus, Kapellen. Pelckmans, 1990, p. 11
- Alla SELAWAY, Filokalia. het innerlijke gebed, Deventer, Ankh-Hermes
- Robert SARDELLO, Facing the world with soul, Hudson, Lindisfarne Press, 1992, pp. 49-58
- O.A. STRACKE, J. VAN MIERLO, L. REYPENS, Ruusbroec de wonderbare, Davidsfonds, 1932
- V.D.D., Aankondiging van de Mètis-tentoonstelling in Brussel, van 9 september tot 6 oktober 1995 (in VUB, AZ-Jette, de Markten, de Kriekelaar, de Internationale Schippersschool).