Derde beginsel

Door oefening het innerlijke ordenen.

Elke mens heeft van nature de aanleg en het talent om met anderen te communiceren. Men moet dit niet, zoals rekenen en schrijven, speciaal gaan bijleren. Een boom moet men niet trainen om naar boven te groeien. Vandaar dat velen terecht zeggen: ‘Men moet toch niet in trainingen gaan leren hoe om te gaan met elkaar’. Het is in de meeste maatschappijen evenwel uitermate moeilijk geworden om deze natuurlijke begaafdheid gaaf te houden. De aanleg wordt verwrongen, onderdrukt of scheef geleid. Allerhande relationele milieuvervuiling verpest de lucht, isoleert, verziekt, ja, doodt zelfs bepaalde ontwikkelingen.

De opgave waarvoor we ons geplaatst zien is : het natuurlijk-gave terugwinnen, de remmingen en stremmingen uitzuiveren, de oorspronkelijk aanwezige mogelijkheden opnieuw ontsluiten. Willen we ‘oefeningen, technieken en vaardigheidsstrainingen’ op hun juiste waarde schatten, dan moeten we deze situeren in dit kader. Het zijn sleutels om de kooi van de opgesloten talenten te ontsluiten. Ze wekken en schudden wakker. Ze zijn een sauna. Ze innerveren de bloedarme geledingen. Ze zuiveren de blokkades weg. Daardoor zijn relatietrainingen in feite eerder therapie dan scholing. Ze brengen niet ‘van buitenuit’ nieuwe dingen bij. Ze brengen innerlijke door­ stroming, zodat het hele systeem zijn eigen beweeglijkheid en zijn natuurlijk ritme terugvindt. Vanuit deze innerlijke vrijheid ontstaan dan spontaan de heldere en creatieve tussenmenselijke betrokkenheden.

Er zijn twee wegen om techniek en oefening aan te wenden: de ene weg gebruikt techniek als leerwijze om van buiten het organisme vaardigheden bij te brengen: de andere weg wendt techniek aan als prikkel om de aanwezige aanleg wakker te maken, om organische groei te stimuleren en om innerlijk te ordenen. De eerste weg is prestatiegericht. De tweede weg is persoonsgericht.

Over de techniek van spreken en zingen schreef Clara SCHLAFFHORST : “Men leert de techniek niet om zich naar de buitenwereld uit te drukken; dat ware verstand­ werk. Men heeft de techniek nodig als brug naar de meest innerlijke vaardigheden (lichamelijke, psychische, geestelijke) om deze te voeden, te reinigen en te laten doorgroeien”. Sommige mensen hebben schoonschrift altijd vervelend gevonden; de O moest toch alleen maar leesbaar zijn, het is toch maar een gebruiksartikel. Anderen hebben in het volmaakt afronden van een O de innerlijke voldoening geproefd van de kleine miniatuur die ‘als vanzelf’ ontstaat, zuiver, ik-loos, krachtig gebonden en toch geheel licht en gracieus.

Ook liefde en menselijke relaties vergen gratie, d.w.z. natuurlijke spankracht op basis van innerlijk           geordende, zuivere bewogenheid. Men kan de vertechnisering van de menselijke communicatie vermijden door af te zien van de techniek als middel-tot ‘ en haar aan te wenden om haar intrinsieke kwaliteit die er in bestaat in de mens en tussen de mensen een innerlijke ordening te scheppen. Het ingeoefend gedrag (b.v. het luisteren) vormt op zich een afgerond geheel dat op zichzelf een kunst­ werkje is juist voor zover het niet gebruikt wordt als middel tot iets anders dan wat het zelf is, een instelling waarvoor Margaret MEAO zo vaak gepleit heeft.

Een training tot automekanieker gaat langs het innerlijke om als deze kan zeggen : “Deze wagen is hersteld; ik heb mezelf hersteld”. Een vrouw of man traint zich in het huishoudelijke ambacht langs binnen om, als deze kan zeggen : “De kamer is opgeruimd; ik heb mezelf opgeruimd”.

  1. Clara SCHLAFFHOAST, grondlegster van een van de meest befaamde Duitse scholen voor stem- vorming, in een brief aan mevrouw CANTOR, 30 jan. 1906                                                    .
  2. Margaret MEAD, The comparalive study of culture and the purposive cullivation of democratie values. 2d Symposium on Science, Philosophy and Religion, NY.1942, Hfst IV