Tweede beginsel: het ervarene proeven met het hart.

Het eerste beginsel van waaruit we werken luidt : “contact nemen met de buiten­wereld”; onze aandacht koncentreren op datgene wat dààr voor ons, inz. in het aktuele tussenmenselijke contact, waar te nemen is.
Bij deze ervaring stilstaan, haar innerlijk proeven, en de waarachtigheid ervan toetsen, dit is het tweede beginsel.

We zijn geschoold (misvormd) om al aanstonds logisch te gaan na-denken “over” het ervarene : waarom is dit zo, hoe hangt dit samen met andere feiten, is het weten­schappelijk bewijsbaar, waartoe leidt het? Hier wordt gezegd: niet zo vlug door­draven ; eerst stilstaan ; niet van de ene ervaring naar de andere hollen als een vuurtoren met zijn straal over de einder rent ; geen ervaringen konsummeren zonder ze te verteren.
Het ervarene moet eerst kunnen doorsijpelen tot dat innerlijk integratie-orgaan dat we “hart” noemen. Het hart is een stille plaats, met tijd. Het hart is de ruimte waar het ervarene geproefd en gesmaakt wordt, waar het op zijn waarachtigheid wordt gekeurd. Het hart is de vindplaats waar oplicht wat waardevol is. Men smaakt er de kwaliteit of de hoe-danigheid van het hier-en-nu doorleefde. Men proeft er, op het gehemelte van de innerlijkheid, of datgene waar men in de buitenwereld kontakt mee kreeg, ons uiteindelijk deugd doet, ons verlicht, ons sterkt, verheft en verenigt, dan wel of het ons eerder bezwa9rt, verwart, beklemt en isoleert. Deze intuïtieve beoordeling dient later ook nog door de diskursieve rede bewerkt en geordend te worden (derde beginsel), maar het proef-ondervindelijk nagaan van de “deugd” van het ervarene dient éérst zijn tijd te krijgen.

Omdat het hart voorafgaat aan de rede, heeft het hart een eigen logika, die onbekend is aan de rede – zoals PASCAL reeds aangaf. Deze logika kan én strikt individueel én meteen toch ook algemeen-menselijk zijn. Ze kan én totaal nieuw én toch al sinds lang bekend zijn. Deze logika spreekt steeds in de tegenwoordige tijd, nooit in het verleden noch in de toekomstige tijd. Het is een logika van het onmiddellijke, van het bevestigende, van het onvoorwaardelijke.

Het gaat er om de vraag of en hoe het ervarene geïntegreerd kan worden in het diepere “zelf”, dit is in de beleving van mijn sociaal-geestelijk-lichamelijke eenheid. Kan dit, dan voel ik me rustiger, intenser, vrijer, lichter, geïnspireerder, sterker wor­den. Dit is een teken dat de kwaliteit van het kontakt goed is. Soms word ik zenuw­achtig, angstig, geïrriteerd, onvrij : teken dat het kontakt geen of te weinig kwaliteit heeft.
De kriteria van de keuring door het hart zijn scherp, betrouwbaar en algemeen gelden. Zowel de Oosterse wijsheid als de Westerse spiritualiteit zijn er uitvoerig op ingegaan. Dit keurende hart is voor tallozen de enige, soms medogenloos harde leermeester en gids geweest. Want aan een keiharde eerlijkheid t.o.v. zichzelf valt niet te ontkomen. Maar ze heeft allen die er zich durven voor open stellen op de weg gezet naar hun eigen bestemming, die meteen ook een weg bleek te zijn van sociale betrokkenheid en altruïsme.