Vierde beginsel

Het vernieuwende ontdekken.

Op alle domeinen van de menselijke activiteit staat ‘creativiteit’ hoog gequoteerd. Sinds een aantal jaren is men het proces van vernieuwen, scheppen en uitvinden van nabij gaan bestuderen (3). Men merkte dat het opgebouwd is uit een viertal stappen die steeds terugkomen : 1°) Columbus fantaseert over nieuwe scheepvaartroutes, 2°) hij verlaat Spanje, 3°) hij vaart door, ook al blijft Indië buiten zicht, 4°) tot Amerika opdaagt.

De meeste problemen zijn onoplosbaar omdat ze gekooid zitten in traditionele, steeds weerkerende antwoorden die geen oplossing boden, maar toch steeds als nieuwe tralies aangedragen worden. Dit opengooien is de eerste stap.

Losheid en speels­heid. De vastgeroeste assumpties eens op hun kop zetten. Improviseren op al dan niet bestaande thema’s. Fantaseren over een wereld waar de zon ’s morgens niet op­rijst boven de einder, maar waar wij ons, met het hele landschap onder ons mee, naar de zon toedraaien. Om dichter te komen bij de realiteit dus. Niet vasthangen aan de traditionele taal die nog pre-copernicaans spreekt over ‘”‘de zon die oprijst boven de horizon’. Echt leren is: ‘gefascineerd zijn door de werkelijkheid, waarbij ons nieuwe mogelijkheden voor ogen zweven, dat wil zeggen dat ons voorstellings­vermogen geactiveerd is” (3). Vooraleer we een ingewikkelde beweging kunnen uit­ voeren, moeten we ze ons scherp kunnen voorstellen. Spelen met voorstellingen, beelden, ongewone associaties en metaforen. Spelen op de grens van het bekende, daar waar het onbekende begint. Maar niet zweven in het irreële. Voorstellingen blij­ ven gericht op een mogelijke lijfelijke realisering. Ze houden grond onder de voeten.

De tweede stap bestaat er in het bekende tot iets ongekends te maken. Vervreem­ding als voorwaarde tot voortgang (2). De eerste daad van een leraar is : je het besef bij te brengen dat de wereld die we denken te zien, slechts een perceptie, een beschrijving is van de wereld. Wat wij vroeger geleerd hebben is : onszelf te verhouden tot onze eigen beschrijving van de wereld (1). De mens kapselt zich in, in denkbeelden die blind maken voor de onthullingen die onophoudelijk door de wer­kelijkheid uitgezonden worden (4). Willen we een nieuwe verhouding tot onze wereld en onze problemen vinden, dan moeten we durven onze ogen te openen en nieuwe perspectieven uit te proberen. Tegenover de rigide capsule-controle van een ‘ik’ dat alles volgens zijn reeds-gekende zienswijzen wil blijven over-zien en controleren, staat de riskante onthechting van de mens die het systeem waarin hij zit durft los te laten. Columbus verlaat de veilige, gekende reisroute. Nu pas kan er een verandering ‘van de tweede orde’ (5) ontstaan, waarbij het oude systeem zélf verlaten wordt. De veranderingen ‘van eerste orde’ zijn slechts aanpassingen binnen het bestaande systeem, stappen ter plaatse. Maar ojee wat is het moeilijk de veiligheid van het gekende systeem los te laten.

De derde stap is het doorstaan van de impasse. Het bekende werd verlaten, het nieuwe nog niet gevonden. Laat ons nu vooral de voorbarige oplossingen uitstellen. Laat het probleem rijpen, ja rotten. Columbus vaart door in een steeds eendere, onheilspellende oceaan. Men begeeft zich in het vreemde. Men opent de ogen voor de ware, dieper liggende pijn van het probleem. Men leert te lijden. En uit te houden. Men worstelt met de techniek en met de weerstanden. Men ervaart traagheid en stil­stand. Stilaan kan men zich het vreemde, uithuizige en onvertrouwde eigen maken.

Men stevent zó lang verder tot al meteen het nieuwe aan de einder daagt. De vernieuwende oplossing is gekenmerkt door een intense beleving van vondst. De oplossing komt op ons af als had ze een eigen leven, a.h.w. los van ons zoeken. ‘Het’ openbaart zich ineens vanzelf. De ontdekking dringt zich aan ons op, met een geweldadige beleving van innerlijk plezier.
Ah-ha: Eurèka.

  1. Carlos CASTANEDA, Tales of power, Penguin Books, 1974, p. 28 en p. 229
  2. E. OOORNENBAL, Zelfontmoeting en vervreemding, Deventer, Van Loghum Slaterus, 1978
  3. William GORDON, Synectics; the development of creative capacity, New York, Harper, 1961
  4. S.M. JOURARD, Zelfkennis als kracht; openhartigheid als steun in de relatie tot de cliënt, Rotterdam, Lemniscaat, 1968, p. 183 en p. 132
  5. Paul WATZLAWICK, John WEAKLAÎ\JD, Richard FISCH, Het kan anders; over het onderkennen en oplossen van menselijke problemen, Deventer. Van Loghum Slaterus, 1974