De natuur vindt het vanzelfsprekend dat alles mag zijn wat het is. Een boom hoeft geen struik te worden, en een berg geen vallei. Wordt deze natuurwet gesteld in termen van persoonlijke verantwoordelijkheid, dan stoten we op de grondslag van de ethiek. De mens wordt geacht datgene in stand te houden waar hij verantwoording wil of moet voor opnemen. Hij moet er voor zorgen dat hetgene wat er is kan zijn wat het is, en dat het zich verder kan ontwikkelen. Of hij mioet het een bestemming geven als voedsel of gebruiksobject om organismen van hogere orde te laten zijn wat ze zijn.
Deze algemene ethische stelregel kan op alle domeinen worden toegepast. Binnen de menselijke relaties moet een bejegening in de ware zin van het woord een bejegening kunnen zijn. Wat wil zeggen dat de ander steeds als persoon in het bejegenen betrokken moet kunnen zijn, dat hij de gelegenheid moet krijgen om op onze acties te reageren. Zijn wij samen betrokken geraakt in een proces van bejegening, dan mag ik de ander niet monddood maken, en uiteraard ook niet vermoorden. Binnen onze relatie moet de ander kunnen zijn wat hij is, een levende, zelfredzame persoon die met ons in relatie staat, en die deze relatie wil in stand houden, of verdiepen, of afbouwen. De ethische stelregel geldt eveneens voor onszelf. Wij zijn aan onszelf verplicht om te zijn wat we zijn, en om ons te ontplooien volgens de mogelijkheden die ons gegeven zijn. Het zou onethisch zijn om geen zorg te dragen voor onze gezondheid, ons psychisch evenwicht, ons eigenste leven. Bij elke bejegening is het ethisch juist om zo authentisch mogelijk te zijn wie wij zijn. Komt onze authenticiteit in conflict met andermans authenticiteit, dan moeten we durven onder ogen zien dat een conflict een conflict is, d.w.z. een toestand van spanning die· tot ontspanning wil komen. In termen van persoonlijke verantwoordelijkheid betekent dit dat wij een conflict heel erg au sérieux moeten nemen en dat wij moeten pogen om via overleg tot ontspanning te komen.
Als ·een mens is wat hij is, dan is hij volgens de wijsgeren een wezen dat met een vrije wil en met bewustzijn uitgerust, in staat is een verantwoorde richting te geven aan zijri doen en laten. Hij is dán de “actor” van zijn eigen daden. Hij is zelfredzaam en zelfbepalend. En al is hij dat niet, dan streeft hij er van nature naar om deze autonomie te verwerven. Willen we de mens laten zijn wie hij is, dan bevestigen wij hem in zijn actor-schap en in zijn streven naar zelfbepaling.
De psychoanalyse, het structuralisme, het postmodernisme hebben de menselijke autonomie erg gerelativeerd, beschrijvende hoezeer een mens bepaald wordt door de omgevende cultuur, de taal, de referentiegroep, de onbewuste impulsen. Een mens is dus onderhevig aan velerlei, bewuste en onbewuste, innerlijke en sociale sturingen. Hij is minder ‘actor’ van zijn optreden dan hij denkt. Hem wordt van alles voorgeschoteld, ingelepeld, opgedrongen zonder dat hij er zich van bewust is en zonder dat hij er zelf voor kiest. Hij wordt evenwel weer ‘actor’ van zijn eigen geest en gedrag wanneer hij zich bewust afvraagt wat hij wil doen met wat hem werd aangedaan. Dan bevrijdt hij zich uit de eventuele bevreemding.
Een mens kan evenwel, door innerlijke en situationele omstandigheden, dusdanig de controle over zijn beleving kwijtraken dat hij zich niet meer de actor voelt van een vrij gekozen bestemming. Hij is niet meer in staat om de problemen op te lossen die zijn weg dwarsbomen. Volgens de oorspronkelijke betekenis van “pathos” wordt zijn bestaan gestuurd door krachten die liggen buiten hemzelf: een slecht gesternte, een stresserend werk, zwakke zenuwen, een getraumatiseerde jeugd. De ‘pathos’ ontneemt aan een mens diens actorschap. En belaadt hem met pathologie. Hij wordt ‘patiënt’. Hij lijdt. Hij ondergaat de problemen. Zelf heeft hij er geen vat op. Sommigen melden zich als ‘patiënt’ bij een psychotherapeut met een vraag om begeleiding.
Hierbij kunnen we de boeiende vraag stellen welke de consequenties zijn, zowel voor de patiënt als voor de psychotherapeut van de ethische stelregel ‘laten zijn wat is’. De patiënt laten zijn wie hij is betekent a) dat hij als ‘patiënt’ in zijn lijden gerespecteerd en bijgestaan wordt, en b) dat hij als ‘actor’ terug zelf kan kiezen wat hem te doen staat. Het hoort dus tot de ethische verantwoordelijkheid van de psychotherapeut om zijn cliënt te begeleiden van het patiënt-zijn naar het actor-zijn. Wanneer de patiënt op weg gezet kan worden naar het kunnen ontwikkelen van een eigen optie, op basis van bewuste en vrije keuze, dan wordt hij terug actor en beheerder over zijn leefsituatie en over de daarin voorkomende problemen.
Het ‘Brugse model’, ontworpen door het Korzybski Instituut; dat aanstuurt op ‘kortdurende psychotherapie’, begeleidt dan ook de patiënt zo direct en zo vlug mogelijk naar het herwinnen van zijn vrije keuzemogelijkheid. De gangmakers van het instituut beschouwen dat dan ook als hun fundamentele beroepsethiek (1). Zij begeleiden de patiënt naar een context waar deze kan kiezen welke optie op het leven hij neemt.
De begeleiding start met het verruimen van de blik: De patiënt heeft zich een beeld gevormd van de probleemsituatie, hij heeft de situatie, zoals Korzybski zegt, in kaart gebracht, en volgens deze kaart is er geen uitweg. De psychotherapeut biedt andere kaarten aan waarop de positieve facetten van de situatie worden aangekruist. Zo verkrijgt de patiënt meerdere perspectieven en meer veranderingsalternatieven. Deze gezichtsverruiming opent ook een bredere waaier van keuzemogelijkheden. De werkhypothese luidt dus: met een betere kijk op de probleemsituatie kan de patiënt een betere keuze maken die ook motiveert tot een daadwerkelijke uitvoering.
Er wordt niet ingegaan op de vaak tijdrovende beschrijving van problemen. Ook de uitvoerige verwoording van gevoelens kan hierbij achterwege gelaten worden. Bij deze sneltherapie wordt rechtstreeks afgestevend op de optie waartoe de patiënt zelf, vrij en bewust besluit. De begeleiding is uiteraard toekomstgericht en de positieve krachten van de patiënt worden sterk bevestigd zodat hij vertrouwen krijgt in de toekomst. De moeilijke, bochtige wegen· van de problemenberg worden terzijde gelaten om via een binnenweg rechtstreeks de top van de berg te bereiken. Ook al is die weg korter; hij kan niét overhaast beklommen worden. Hun motto is: Go slow.
Het opnieuw actor worden van zijn eigen bestaan zal uiteraard pas mogelijk worden als men er een voldoende waaier van mogelijkheden beschikt, en het ‘zien van deze mogelijkheden hangt af van de wijze waarop men de probleemsituatie heeft leren ‘zien’. Om echt tot een keuze te komen waar men achter staat moet men van binnenuit gemotiveerd zijn. Men moet zich gedragen weten door een innerlijke kracht die de wilskracht overstijgt, door een zelfvertrouwen dat de zelfhypnose overstijgt. Het vergt geloof in het leven, geloof in een eigen bestemming, geloof in de eigen talenten. Het Brugse model laat dit onbesproken, maar doet er o.i. beroep op. Aldus gesteld is de ethiek van de begeleider er op gericht om de patiënt te laten geloven in zijn positieve krachten, krachten die een haalbare keuze mogelijk maken.
(1) Marie-Christine CABIÉ et Luc ISEBAERT, Pour une thérapie brève. Le libre choix du patient comme éthique en psychothérapie, Editions érès, 1997.
