De optie-methode

Toen de kleine Raun één jaar was (januari 1974) begon hij alle symptomen te ontwikke­len van autisme : zich aan elk contact onttrekken, eindeloos dezelfde ritmische bewe­gingen uitvoeren, verstarren en totaal vereenzelvigen. Zijn vader Barry Neil KAUFMAN en diens vrouw Suzi, vast beslist om dit euvel te verhelpen, liepen alle mogelijke centra af maar botsten er slechts op would-be wetenschappelijke en in wezen uiterst defaitisti­sche antwoorden. Vader KAUFMAN was zeer goed thuis in diverse psychotherapeutische richtingen, maar vond binnen geen enkele van de bestaande therapiescholen een houvast bij het voortschrijdende drama van de kleine Raun tot hij op een dag een kleine, monnikachtige persoon ontmoette die praatte over iets wat de optie-methode werd genoemd en samengevat werd als: ‘Liefhebben is gelukkig zijn met’. Het gaat om een grondhouding die een eenvoudige, maar uiterst ingrijpende en niet-aflatende systematiek voorschrijft.

Geïnspireerd door de leer van deze man – die verder nog steeds anoniem wenst te blijven – hebben vader en moeder KAUFMAN, samen met hun twee oudere kinderen, een zeer intensieve behandeling opgezet met hun autistisch zoontje. Na anderhalf jaar gezinswerk was het wonder gebeurd: de als ongeneeslijk betitelde kinderpsychose was totaal genezen (1).

Naderhand heeft KAUFMAN deze optiemethode ook aangewend met andere autisti­sche kinderen, bij adolescentiepsychosen (3), bij intense rouwverwerking (5). Er ver­schenen Tv-films over, boeken worden in talloze talen vertaald, opleidingen worden opgezet. Vanuit de officiële academische psychotherapiewereld blijft men kritisch en enigszins sceptisch toezien. Wij willen in notendop de voornaamste werkingsprincipen van deze optiemethode aangeven.

  • De allereerste grondhouding is de aanvaardende, liefdevolle erkenning van ons­zelf en van diegenen rondom ons (2, p.8). Vanuit een positieve zelfaanvaarding kan er een enorme onvoorwaardelijk positieve aanvaarding naar de ander uitgaan, waarbij men zich onthoudt van elke begeerte om die ander te veranderen. Met de autistische Raun vergde dit maanden aan een stuk een werk van tien uur per dag: meerollen als het kind rolt, wiegen als het kind wiegt, om het kind al spiegelend zichzelf te laten erkennen vanuit een voortdurende, consequente inleving. In feite wordt ROGERS’ empathische instelling hier voor 200 % uitgewerkt. Pas door deze werkelijk totale erkenning kan het kind er toe komen zichzelf te erkennen en zijn verlangens, zijn sterkte, zijn bestaansreden in zichzelf te vinden als iets waarover het zelf beschikt.
  • In aansluiting op deze liefdevolle erkenning wordt er voortdurend appel gedaan op de eigen ervaring van het kind of de cliënt, op diens lichamelijke, psychische, cognitie­ve, relationele, kortom op alle ervaringsdomeinen. De voortdurend weerkerende vraag hierbij is: “Ben jij er gelukkig mee?”. Het appel richt zich dus op het innerlijk onderkenningsvermogen, het leren onderscheiden van wat goed voor mij is en wat niet goed voor mij is (8).

De optiemethode is gebaseerd op het inzicht dat mijn gevoelens en mijn behoeften voortkomen uit een privégeloof en dat dit geloof onderzocht, veranderd en verdiept kan worden (1,p.32) leder heeft zich al heel vlug privé-axioma’s geconstrueerd, op basis waarvan men zijn leefwereld ordent. Vanuit deze
privé-overtuigingen kijk ik en handel ik in een subjectief-beleefde wereld. Dit is ook de agogische kijk van BANDLER(6). Bepaalde privé-axioma’s kunnen mij blokkeren. Nemen we KAUFMAN’s voorbeeld van een diabetespatiënt die geen enkele verantwoordelijkheid t.o.v. zijn eigen ziekte wilde opnemen uit hel privégeloof dat anderen dat beter konden dan hijzelf (2,p.191). De optiemethode boort meedogenloos naar de aanwezige privé-axioma’s en stelt de cliënt voor de keuze of hij dit geloof wil behouden of het wil loslaten en veranderen. De hamvraag is of hij er gelukkig mee is.

Dit leidt tot het maken van nieuwe keuzen. De optie is de nieuwe keuze die men kan maken nadat de ziekmakende, valse axioma’s ontmaskerd werden en als ondeugd­-doend ervaren werden. Het appèl richt zich hierop datgene wat de cliënt werkelijk, vanuit het diepste van zijn hart, het zinvolst en deugddoend vindt. Wordt deze optie duidelijk, dan blijft enkel nog te toetsen of men werkelijk ‘staat achter wat men doet’ zoals reeds H. KAISER in 1932 de psychotherapie-opgave samenvatte.

Een deel van de psychoanalytische arbeid bestaat in het zich bewust worden van de innerlijke houdingen en de daaraan geassocieerde overtuigingen. KAUFMAN boort van meet af aan naar de innerlijke geloofsinhouden, met de telkens weerkerende vraag of men daarvoor kiest. ”Al mijn gevoelens en alle gedrag spruit voort uit mijn geloven en deze geloven kunnen onderzocht worden en veranderd door mijn eigen keuze.” (2,p.16).

De paradoxale neurotische knoop is dat velen liever ongelukkig blijven (angstig, ge­remd, gefrustreerd) omdat zij menen daardoor hun verlangens levendig te kunnen houden.

  • Wat vrees je dat er zou gebeuren als je niet ongelukkig was omtrent jouw alleen-zijn ? Als ik er niet ongelukkig om ben, zal ik waarschijnlijk niets meer doen om contact te zoeken. Waarom is het nodig dit te geloven? (2,p.42)
  • KAUFMAN onderscheidt scherp hoe ik kan handelen hetzij uit verlangen, hetzij uit behoefte. Verhoud ik mij tot de ander vanuit behoefte of begeerte, dan laat ik mijn geluk afhangen van wat ik van anderen gedaan kan krijgen. Ik kan niet gelukkig zijn met wat er is; ik moet iets anders bekomen. Daarbij ontwerpt men dan privé-axioma’s als: “Mijn partner kan niet van mij houden, anders zou hij/zij de dingen doen waar ik behoefte aan heb.” (2,p.114).

Dit soort behoefte wordt door de ander beleefd als claimend en eisend gedrag waardoor men zich onvrij gemaakt, gemanipuleerd en als geknecht ervaart.

Bij het verlangen of de wens hangt mijn bevrediging niet af van het feit dat de ander mij voldoet. Mijn wensen zijn duidelijk en komen krachtig tot uitdrukking, maar ze blijven een ‘open’ vraag, waarop het de partner vrij staat naar eigen bevinden te antwoorden. Wat mij ‘gelukkig’ maakt is dat ik in mijn verlangen word erkend en daarop een vrij en onverplicht antwoord krijg (7). “Als mijn vrouw niet doet wat ik verlang, dan zegt dat niets over haar liefde tot mij.” (2,p.1).

  • De optiemethode synthetiseert o.i. enkele van de beste humane en psychotherapeuti­sche houdingen tot een levenswijze met een maximum aan persoonlijke en interper­soonlijke betrokkenheid, en met een minimum aan theoretische concepten. In deze zin lijkt de optiemethode eenvoudig. In zijn opleiding van andere ouders om met hun autistische kinderen om te gaan, stoot KAUFMAN evenwel telkens op de grote moeilijk­heid om zich deze eenvoudige principes eigen te maken (4). Het verwerven van deze optiemethode kan vergeleken worden met een lang proces van spirituele vorming.

  1. B. KAUFMANN, Verbroken stilte, Bussum, Van Holkerna en Warendorf, 1976 (de geschiedenis van de genezing van het eigen autistisch zoontje
  2. Barry N.KAUFMAN, To love is to be happy with, New York, Fawcett Crest, 1977 (Val de princiepen van de optie-metode samen)
  3. B.N. KAUFMAN, Reuzeschreden, Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1979 (toepassing van de metode op acht casussen, waarvan er twee verder uitgewerkt worden in (4) en (5)
  4. B.N. KAUFMAN, Een wonder om Ie geloven, Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1981 (begelei­ding van ouders van een Mox1kaans aulistisch jongentje)
  5. B.N.KAUFMAN en Suzi KAUFMAN, A land beyond tears, New York, Ooubleday, 1982 (oplie-metode bij rouwverwerking en overlijden)
  6. R. BANDLER en J. GRINDER, Structuur van de magie, Een boek over taal en therapie, Baarn, Ambo, 1981
  7. F. CUVELIER, Een etiek van de relatie, Minikrant N° 2, p. 1-2