Kwetsbaarheid en Vertrouwen

Zoals de nacht volgt op de dag, zoals de winter volgt op de zomer, zo ervaart iedere mens na geluk ook ongeluk. Na arbeid komt vermoeidheid. Na enthousiasme komt uitputting. Het lichaam wordt slaperig en krachteloos. Soms heeft men zoveel gepresteerd dat men zich leeggegeven voelt, uitgehold, droog als een uitgewrongen dweil. Als anderen dan toch nog beroep op ons doen, dan voelt men zich onmachtig, hulpeloos, niet in staat zich te herpakken. Gevoelens van verdriet en teneergeslagenheid Iiggen nu in de buurt. Als anderen ons in de steek laten, voelen we ons afgewezen en verlaten. We zijn gedrukt van stemming, droef, weemoedig. Sterkst van al ervaren we dit neerslachtige gevoel wanneer anderen ons bekritiseren of verwerpen. Dan zijn we vernederd, beschaamd, verloren. We delven het onderspit, voelen ons eventueel ook schuldig. Ons Iichaam beeft en bibbert. De adem stokt. Tranen springen ons in de ogen. In zo’n toestand zijn we kwetsbaar, licht te raken, labiel en weerloos.

Wie deemoedig deze kwetsbaarheid en onbeholpenheid durft toe te geven is als een vermoeide krijger die zich overgeeft aan de weldoende slaap. In de humusbodem van de nacht ontkiemt dan een nieuwe kracht. Het lichaam en de geest kunnen zich herstellen. Maar helaas noopt onze omgeving ons vaak om sterk te zijn. Dan pantseren we ons. We verbijten het verdriet. We hullen ons in stilzwijgen. We sluiten ons af van ons eigen gevoel. En stilaan gaat trots het slagveld beheersen. Wie denken ze wel dat ik ben?! Ik zal niet toegeven hoezeer mijn trots gekrenkt is. We verschansen ons achter een façade van onkwetsbaarheid en ongenaakbaarheid.

Hoe kwetsbaarder we zijn, des te groter zal het respect moeten zijn van onze omgeving om van achter onze verschansing te voorschijn te durven komen. Hoe weldadig is het wanneer anderen ons depressief gevoel respecteren, wanneer ze erkenning opbrengen voor ons zuchten en beven. Neen, als we aan de grond zitten moet je ons niet kost wat kost willen helpen. Je moet ons niet overstelpen met je goedgemeende adviezen. Je moet ons niet uit de put naar boven sleuren. Ons niet confronteren met onze onmacht en besluiteloosheid. Ons niet eindeloos bevragen om het onderste uit de kan te halen. Want we hebben geen bodem. Laat ons rustig betijen. Stoor je niet aan onze zuchten. Geef ons de ruimte om te sudderen. Gun ons het recht om kwetsbaar te zijn. Toon dat kwetsbaar zijn kan en mag door er respect voor te hebben en er ons niet mee te gaan manipuleren. Luister en hoor, zodat we onszelf kunnen beluisteren. Begrijp, zodat we weer greep krijgen op onszelf.

Vertrouwen groeit waar kwetsbaarheden gerespecteerd worden. Gebeurt dit wederzijds, dan groeit ook het wederzijdse vertrouwen. Dit kan geïllustreerd worden door de relatie tussen dolfijn en dolfijnendresseur. Legt de dresseur zijn hand in de bek van de dolfijn, dan zal deze niet bijten, hoewel beiden weten dat een beet de hand kan verbrijzelen. Dan legt de dolfijn zijn meest kwetsbare plek, het strottenhoofd, bij de voet van de dresseur, beseffende dat een trap van de dresseur enorm pijnlijk zou kunnen zijn. Door dit wederzijds respect van mekaars kwetsbaarheden wordt het vertrouwen bezegeld (1). We zich kwetsbaar durft op te stellen ontwapent de tegenstander. Toch blijft de zelfexpressie van eigen kwetsbaarheid geen makkelijke zaak. Het vergt deemoed en de ontmanteling van trots en zelfverzekerdheid. Het vergt dat we bewust durven te zijn van onze menselijke conditie die altijd en overal ook gekleurd is door onmacht, hulpeloosheid en verdriet. Geen schande, eerder rijkdom. Het is goed om hulpeloos te zijn, want dan stoten we door tot een dieper niveau van mens-zijn, het niveau waar kwetsbaarheid en onvermogen humusgrond zijn voor een nieuw soort sensibiliteit, de sensibiliteit van het échte. Want waar we kwetsbaar zijn, leren we de echte vrienden kennen. Zij krijgen verhoogd respect voor ons mens-zijn. De anderen keren zich af, of bespotten ons, of spelen voor redder en predikant.

In onze samenleving negeert men al wat zwak en onmachtig is. Men bewierookt de kracht van het sterke, slimme en ambitieuze. Maar elkeen weet dat als het er op aankomt, als tegenslag of verlies het huis binnensluipen, dat dan het uur van de eerlijkheid slaat. Dan weet men wat kwetsbaarheid is. En wie zichzelf en anderen de ontsteltenis daarvan durft toe te geven, weet dat hij een rotsbodem onder de voeten krijgt, terwijl al dat ontkennen van kwetsbaarheid slechts vluchten is voor de waarheid. Dan Ieren we de kracht van het zwakke kennen.

De gezinskring is een ideale plek om van mekaar te leren dat ieder van ons wel eens als een schildpad weg mag kruipen onder zijn schild. Er zijn kIeuterleidsters die in hun klasjes verdoken nestjes laten maken onder een kast of tafel waar de kleintjes, als kwetsbare schildpadjes, onder weg kunnen kruipen. Aandoenlijk is het wanneer het schildpadje dan van onder zijn schild te voorschijn komt en zijn kwetsbaar kopje laat zien. In een gezinssamenleving is het verfrissend als ieder om beurt eens schildpad kan zijn en als ieder in deze kwetsbaarheid door de anderen wordt gerespecteerd. Zo’n huis is een huis vol vertrouwen waar men ruimte heeft om te zuchten en om te ademen.

(1) Paul WATZLAWICK e.a., Pragmatics of human communication. A study of interactional patterns, pathologies and paradoxes, New York, W.W. Norton and Company Inc., 1967, pp. 104-105.

Geef een antwoord