Vermaning en Kritiek

Wanneer een vernieuwend kunstenaar ons voor het eerst zijn werk toont dan roept dit meestal bij de enen grote kritiek op, bij de anderen bewondering en geestdrift. Zo’n kunstenaar leert ons kijken met nieuwe ogen, leert ons luisteren met nieuwe oren, zodat we nieuwe waarden ontdekken. Het kunstwerk van een klassiek kunstenaar wordt gewaardeerd omdat het valt binnen het referentiekader van een bestaande en alom aanvaarde waardenstandaard. Het kunstwerk van een vernieuwer oogst kritiek wanneer we het bezien als vallende buiten de coördinaten van ons waardensysteem. Het oogst waardering wanneer het erin slaagt de grenzen van onze waarden te verleggen en nieuwsoortige waarden te laten smaken.

Waardering en kritiek hebben dus te maken met het referentiekader van waarden. Het uiten van waardering of kritiek is een uiting van ons geloof in waarden. Bij een generatie die het waardenbesef laat vervagen en alles wil tolereren is kritiek taboe. Bij een generatie die zich scherper bewust wil worden van het eigen waardensysteem is kritisch onderzoek in trek. Daar wil men de werkelijkheid van mens en omgeving aan de tand voelen, aan een toets onderwerpen, en zodoende een waarde-betekenis toekennen. Men wil het waargenomene ijken, een plaats toekennen binnen of buiten de grens van het waarden-territorium, ook als dit waardengebied aan verschuivingen onderhevig is. Het gedrag van de jeugd wordt dan scherp op de korrel genomen, het gedrag van de ouderen niet minder scherp afgewogen ten opzichte van de idealen. Dit afwegen en toetsen gebeurt in de vragende wijs: “Zijn we op de goede weg? Beseffen we waar we afwijken van de goede richting? Laten we ons voldoende verontrusten door kritische vragen? Zijn wijzelf en de medemensen zich bewust van hun ultieme opdracht?”

Valt de toets negatief uit, dan zal men in eerste instantie de tekortkoming aanwijzen, het gebrek of de fout vaststellen. Men legt de vinger op de wonde i.p.v. deze te ontzien en toe te dekken. De leraar haalt zijn rode bic boven om de schrijffouten te corrigeren. Dit alles gebeurt in de aantonende wijs: “Kijk, hier ontbreekt een letter. Hier klinkt de melodie vals. Bij deze relatiewijze verkrampt je lichaam”. Er wordt ons iets ten laste gelegd. De verdachte wordt beticht van misstappen. Hij wordt geconfronteerd met de feiten. Het proces is nog niet begonnen, laat staan een veroordeling uitgesproken.

Bij een zich normaal ontwikkelende gang van zaken volgt nu vooreerst de vermaning. Uit betrokkenheid met de falende of dolende medemens gaat men deze waarschuwen. Hierbij past de oproepende wijs: “Pas op! Je staat op krakend ijs! Besef toch! Je komt aan lager wal met je schip!” De zeevaartpolitie gaat het schip dat de verkeerde koers vaart flamberen, d.w.z. een lichtsignaal voor de boeg schieten. Men verwittigt dat er over de schreef gegaan wordt. De grens van waardenland wordt overschreden, men verlaat het goede grondgebied. Men lanceert nu een appél tot ommekeer, tot verbetering, tot bekering, omdat men gelooft in de toekomst en de mogelijkheden van de overtreder die nu het boekje te buiten gaat. De vitaliteit van religieuze bewegingen is altijd ook gelegen in het oproepen tot uitzuivering van het bezoedelde, tot verheldering van het duistere, tot opstanding van het slapende en dode.

Helpt deze vermaning niet en zet het boze zich door, dan wordt dit bekritiseerd. Nu wordt de veroordelende wijs gebruikt: “Jij hebt niet willen luisteren. Jij hebt het verkorven. Jij hebt alle vermaningen in de wind geslagen”.Men verwijt de waardenovertreder zijn nonchalance, zijn gebrek aan inzicht, zijn luiheid, zijn koppigheid, zijn misstap. Met de berisping treft men de overtreder in zijn waardengevoel. Hij dient zich bewust te worden van zijn schuld, en daarom beschuldigd men hem: “Jij hebt verkeerd gehandeld. Jij bewandelt het verkeerde pad”.

Wordt schuld bekend, dan volgt makkelijk kwijtschelding of vergeving; wordt schuld niet bekend, dan gaat men over tot bestraffing, waardoor men de anderen wil doen voelen dat deze buiten het kader van “het goede” terechtkwam. Er wordt een geldelijke boete opgelegd. De belhamel krijgt een pak slaag. Het slordige huiswerk wordt verscheurd. De boosdoener wordt weggeduwd, opgesloten, afgezonderd van de groep. Dwangarbeid wordt opgelegd. De bedoeling van dit alles is niet dat men uit sadisme de ander wil pijnigen of vernietigen, noch dat men er zich superieur wil boven plaatsen. De bedoeling is: het afdwingen van respect voor het waardensysteem dat men voorstaat. De vraag blijft uiteraard levensgroot open of men hiermee enig effect heeft op diegenen die zich niet scharen onder het aangehouden waardensysteem en andere waarden belijden. Noch godsdienstoorlogen noch concentratiekampen hebben bekeerlingen gemaakt.

Het zorgvuldig onderscheiden van de opeenvolgende stappen van de kritische escalatie – onderzoeken, aanwijzen, vermanen, bekritiseren, straffen – houdt de suggestie in om, waar mogelijk, bij onze confrontatie geleidelijk aan en stap voor stap vooruit te gaan. Goede opvoeders straffen nooit omdat ze tijdig weten te vermanen, al schuwen ze de roede niet. En daarbij zijn de eerste stappen belangrijker dan de laatste. Wie van zijn partner plotseling bestraffende kritiek te horen krijgt zonder eerst geflambeerd te zijn, weet niet waar hij het heeft en reageert dan ook vaak onheus en louter defensief.

Kritiek die uit irritatie voortkomt is meestal geen kritiek maar een vorm van louter irritatie, stress en spanning. Er worden geen waarden verdedigd. Er wordt enkel frustratie afgereageerd. Wie zich miskend, voorbijgegaan, uitgerangeerd voelt, slaat om zich heen. Dit soort boosheid heeft dus een heel andere oorsprong dan vermaning en kritiek. Het helpt om bij irritatie dit onderscheid te bedenken. Hoor ik irritatie, dan is de vraag: “‘Waarin heb ik deze persoon miskend of pijn gedaan?” Hoor ik kritiek, dan is de vraag: “Waar treed ik welke waarden met de voeten?”.

Om de kunst van vermaning en kritiek te leren, kan men in de gezinskring een rondje “pijlen schieten” organiseren. Kinderen knippen die wel uit, kleuren ze, schrijven er hun kritiek op, delen ze uit. Jong geleerd, oud gedaan. Opbouwende kritiek herkent men aan de medemenselijke betrokkenheid die er aan ten grondslag ligt. Daarbij zal het er ook op aankomen om de roos te treffen, d.w.z. te doen beseffen welke de achterliggende waarde is waar men op mikt. Men treft niemand zozeer als waar men de kern treft van diens eigen waardensysteem.

Lezersreactie omtrent “Waardering”:

“U stelt dat waardering ontstaat vanuit een gemis. Dat roept in onze huiselijke kring nogal wat vragen op. Als ouder kan ik ook een goede eigenschap die ik zelf heb en bij mijn kind ontdek, zeer goed waarderen. Het verheugt me ook een collega te ontmoeten die hetzelfde ideaal als ik nastreeft; dat geeft mij ook een kik en inspireert me om op die weg door te gaan. Juist omdat ik daar zelf mee geworsteld heb en dus weet hoe moeilijk het is, waardeer ik het beter.”

Den Haag, J. van der Donk

Het door u beschrevene is o.i. eerder een vorm van sympathie, een blij meevoelen met de ander waar deze zich met ons identificeert. Wat wij uitstralen wordt door de ander overgenomen. Anders dan bij de waardering zijn wij hier eerder de gevende dan de aannemende partij. – Met dank en waardering voor uw schrijven.

Nand CUVELIER

Geef een antwoord