Zich informeren

Onze huidige wereld wordt chaotisch overspoeld door massa’s informatie. In vergelijking met twintig jaar geleden is er eindeloos veel meer informatie beschikbaar via talloze TV-stations, radioposten, kranten, tijdschriften, boeken, databanken. Het is bijna niet meer mogelijk om voor het oog van journalisten, enquêteurs en wetenschappers iets verborgen te houden. Al die wetenswaardigheden worden echter als een ongeordende lawine op ons losgelaten, vaak enkel beantwoordend aan de journalistieke vraag of iets actueel, controversieel, choquerend, onverwacht en onmiddellijk begrijpbaar is.

Als nieuwe generatie zullen we dus moeten leren hoe het kaf van het koren te scheiden. Welke informatie zal ik opvragen? En welke stroom van informatie zal ik gewoon aan mij voorbij laten gaan? Hoe zal ik de opgedane informatie assimileren en ordenen en verwerken binnen grotere gehelen? Hoe zal ik ze in mijn leven toepasbaar maken en gebruiken? De ruime toegankelijkheid van informatie betekent nog helemaal niet dat ze voor mij functioneel beschikbaar en in mijn levenscontext bruikbaar is. Uiteraard zal ik eerst gretig alle informatie-bits opvangen die mijn betekenissenwereld in stand houden. Wij zijn allemaal selectief doof voor datgene wat onze semantische wereld overhoop kan halen. Houden we van “competitie”, dan onthouden we makkelijkst alle gezegden, ideeën, axioma’s, feiten die in mijn gedachten en handelingswereld de competitiegeest levendig houden. Dit brengt mee dat informatie voor mij in de eerste plaats datgene is wat ik als immaterieel goed nodig heb om mijn betekenissenwereld te stofferen.

Informatie is datgene wat ik aan inzicht, doorzicht, feitenkennis en regelkennis nodig heb om mijn belevingswereld volgens een bepaalde zin en betekenis te laten verlopen. Wat moet ik weten om als ouder een goede ouder te zijn? Wat wil ik weten om met mijn kanker te kunnen leven? Hoe zal ik me informeren omtrent vrijen en seksualiteit om mijn partner en mezelf daarin gelukkig te laten zijn? Wat moet ik weten over verkoops- en aankoopswetten als ik een gehypothekeerde zaak overneem? De enige informatie die voor mij echt informatieve waarde heeft is de informatie die me toelaat om de kwaliteit van mijn handelingen en mijn belevingen te verbeteren.

Is mijn semantische wereld min of meer voldoende veilig opgebouwd en gestoffeerd, dan sta ik mezelf toe om informatie op te nemen die op het eerste zicht bevreemdend is, die me verontrust, die niet zomaar in te passen is in mijn reeds aanwezige gedachtegoed. Mijn kennis-, handelings- en belevingsgoed is een levend systeem, een organisme dat zich afsluit of openstelt voor onverwachte en soms verontrustende input van buiten uit. Is dit organisme stroef, dan sluit het zich af. Men heeft dan de waarheid in pacht. Men laat zijn semantische wereld niet verstoren. Is het organisme veerkrachtig, dan stelt het zich open voor vreemde, onverwachte, niet meteen integreerbare elementen. Misschien wordt me over mezelf of over de wereld een waarheid gesignaleerd die ik nog niet onder ogen durf te zien? Wat anderen als informatie aandragen is niet altijd leuk om horen, vooral niet als het mijn o zo dierbare eigen wereld betreft. Slecht nieuws of onaangename boodschappen stellen me voor de opgave om dit door te slikken en te verwerken.

Het is niet omdat een boodschap moeilijker te verwerken is dat ze me mag onthouden worden. Ook al is men nog zo ziek of de dood nabij, het geldt voor mij als een onomstotelijke stelregel: Wie er om vraagt heeft recht op de waarheid. Want wie er om vraagt heeft in zichzelf al de pijn verwerkt van een mogelijk verontrustend antwoord. En mocht het psychisch organisme daartoe de verwerkingsmogelijkheid missen, dan zal bet de pijnlijke boodschap toch niet binnenlaten, of het ontkennen of minimaliseren, en vlug andere, meer geruststellende uitlatingen geloven. Als de mens uit eigen initiatief open staat voor de juiste, al zijn het pijnlijke, informaties, dan zal de verwerking ervan ook meteen heilzaam zijn voor de algemene veerkracht van de mens, inclusief zijn fysisch herstel. “Empirisch onderzoek heeft geleerd dat meer informatie geven aan de patiënt een gemiddeld kortere ligduur tot gevolg heeft.” (1)

Groot zijn de verschillen tussen de ziekenhuizen. Vergelijken we (2) de informatieverlening in een traditioneel doorsnee-ziekenhuis (A) en een ziekenhuis waar men zich met de gehele medische en verpleegkundige staf heeft toegelegd op een zo ruim mogelijke en zo eerlijk mogelijk informeren van de patiënt (B). Deze inspanning leidde tot duidelijke verschuivingen:

Figuur A

De INFORMATIE wordt:

– ongevraagd verkregen

– op vraag verkregen

– indirect vernomen

1. De door de ziekenhuisstaf spontaan ter beschikking gestelde informatie nam toe van 28 tot 63%, waarbij de daartoe nodige tijd van de doktersvisite aan het bed van de patiënt gemiddeld slechts moest toenemen van 3,5 tot 6,7 minuten (plus 3 minuten briefing vooraf van de artsen en verpleegkundigen onderling).

2. De vraag naar informatie vanwege de patiënt nam toe van 13 tot 34%, en diens aandeel in het gesprek steeg van 30 naar 45%, terwijl het aandeel van de arts in het gesprek iets daalde, nl. van 59 naar 51%. Wat erop wijst dat de patiënt heel graag actief informatie vraagt zodra de situatie dit mogelijk maakt.

3. De indirecte informatie die de patiënt onrechtstreeks te horen krijgt vanuit de gesprekken die de arts met familieleden of omstaanders voert nam af van 59 tot 3%.

Om de gewenste informatie vragen vergt een zekere assertiviteit, vooral in omgevingen of in situaties waar de informatie niet spontaan gegeven wordt of waar men ze liever achterhoudt. Soms wordt ze achtergehouden omwille van machtsmanipulatie, soms om een façade hoog te houden, of om de kwetsbaarheid en de nietigheid ervan te verbergen. En ook vaak wordt ze niet gegeven omdat er niet duidelijk om gevraagd wordt. Midden deze tijd van onvoorstelbaar veelvuldige communicatie en informatie staat iedereen voor dit totaal nieuwe leerproces: durf ik, zal ik, wil ik me informeren? Waar en hoe en door wie moet ik de genoemde inlichtingen opvragen? Hoe zal ik de informatie verwerken? In welke mate verruim ik mijn betekenissenwereld?

(1) E. Th. CASSEE en C.J. LAMMERS, Mensen in het ziekenhuis, Groningen, Wolters-Noordhoff, 1971.

(2) J.P. STOESSEL, Das Ulmer Model; damit der Patient zum Gesprächspartner des Arztes wird, Bild der Wissenschaft , 9 (1981) pp. 91-100.

Geef een antwoord